Grote Maaskantprijs
1992
Winnaar
Ypke Gietema
Ypke Gietema
“Het beleid van Ypke H. Gietema, wethouder te Groningen, is beurtelings teken van tegenspraak, steen des aanstoots, greep naar dynamische schoonheid en ruimtelijke vitaliteit, verlangen naar een betere werkelijkheid en niet zelden onhaalbare utopie.”
Juryleden 1992
Thijs Asselbergs
Abel Cahen
Francisca Bollerey
Adri Duivesteijn
C. Peeters
Readers: Juliette Bekkering & Twan Jütte
Het beleid van Ypke H. Gietema, wethouder te Groningen, is beurtelings teken van tegenspraak, steen des aanstoots, greep naar dynamische schoonheid en ruimtelijke vitaliteit, verlangen naar een betere werkelijkheid en niet zelden onhaalbare utopie. Dat memoreren de juryleden bij het omschrijven van de reden om Gietema voor te dragen voor de Rotterdam-Maaskantprijs van 1992.'Deze prijs bekroont dus geen oeuvre, maar een intentie, het in gang zetten van de idee van wat een stad is en zijn moet, wat stedelijkheid is, wat de kwaliteit van een stad is, en vooral één speciale stad met een eigen identiteit: Groningen.' In feite beloont de jury een cultureel proces, waar de architectuur wel bij vaart en als artistiek, maatschappelijk en cultureelvormende kracht wordt erkend. In de harten van de juryleden leeft dan ook de wens, verwoord in het juryrapport, dat het beleid van Gietema voortgang vindt.
Overigens is er een opmerkelijk terzijde. De jury heeft de beslissing om Gietema voor te dragen al genomen voordat deze abrupt te kennen gaf te stoppen met zijn wethouderschap tijdens een politieke crisis die buiten de horizon van architectuur en stedenbouw ligt. 'Allerminst dus moet het besluit hem voor te dragen voor de Rotterdam-Maaskantprijs beschouwd worden als een retrospectief en troostend gelegenheidsgebaar voor zijn verdiensten in de afgelopen 14-jarige bestuursperiode. Gietema heeft in Groningen zijn energie besteed om bij het stadsbestuur en de burgerij het besef ingang te doen vinden dat een hoogwaardige architectuur een van de voornaamste condities is voor een goed ontplooid menselijk leven en samenleven, een wezenlijk bestanddeel van de cultuur is, en dat zulke architectuur niet kan ontstaan door het volgen van de weg van de minste weerstand, gemakzucht en het volgen van ambtelijke procedures.'